De Social Systems benadering van de Organisatieruimte (alias
‘Informatieruimte’).
Sinds IBM in 1964 de term ‘architectuur’ voor de allereerste keer gebruikte in
relatie tot de digitale wereld[1]
is de reikwijdte van wat architectuur in de Organisatieruimte zou kunnen en zou
moeten omvatten in hoge mate verengt en versmalt waardoor de term inmiddels bijna
alle onderscheidende betekenis heeft verloren. Men zou kunnen zeggen dat de
ICT-industrie met succes (het woord) architectuur heeft gekaapt voor hun eigen,
beperkte gebruik. En dat terwijl er in onze complexe en steeds sneller
veranderende wereld van modern menselijk ondernemen (enterprise) juist een
toenemende behoefte is aan de brede, volledige benadering zoals die ooit werd
gevangen in (de term) ‘architectuur’.
Met dit artikel poog ik de verloren essentie van wat van architectuur verwacht
moet worden te heroveren in relatie tot organisaties[2], of beter: in relatie tot alle georganiseerde menselijke inspanningen.
Ik probeer door middel van het gebruik van eendimensionale termen een overzicht te
geven dat zinspeelt op hoe ‘vierdimensionaal’ het moet zijn
om oplossingen te bieden aan de werkelijke behoeften van georganiseerde bedrijven
(enterprises) in onze tijd.
Eerst echter een uitleg van hoe de veronderstelde deflatie in betekenis van
architectuur is ontstaan. Daarvoor moet u begrijpen, en aanvaarden, dat elke
kracht in gelijke mate een (potentiële) zwakheid is, en dat dit dan ook geldt voor
ICT. De enorme waarde van ICT is het vermogen om allerlei ‘ware’
(zoals in hard- en software) te ontwikkelen die in samenhang in staat kan
stellen gecompliceerde taken uit te voeren, maar toch fundamenteel zijn gebaseerd
op strikt binaire componenten. Er is geen ‘emergent factor’ in ICT en dat maakt
deel uit van de schoonheid ervan. Aan de basis van alle ‘ware’ staat
het vaste feit dat iets ofwel 1 of 0 is. ICT kan dan ook het beste worden
uitgevoerd door zgn. linkerbrein mensen met een (aangeboren) bouwtechnisch
paradigma: “het geheel is de som van alle onderdelen“. ICT
is, zoals het ook zou moeten zijn, gerechtvaardigd blind voor al het
andere.
Maar zowel de doelstelling als een kenmerk van al
het georganiseerde menselijk streven is altijd(!) meer dan de som van alle
‘componenten’, en om ICT-professionals te vragen dat als uitgangspunt te nemen is in
werkelijkheid oneerlijk en onrechtvaardig.
“Een musicus moet muziek maken, een kunstenaar moet schilderen, een dichter
moet schrijven wil hij uiteindelijk vrede hebben met zichzelf. Wat een mens
kan zijn, moet hij zijn. Deze behoefte noemen we zelfrealisatie.” ~Abraham Maslow
Ook hebben klantorganisaties van de ICT-industrie hun eigen grote behoefte aan
architectuur ondergebracht in vergelijkbaar (bouw)technisch disciplines en
overgelaten aan mensen uit hun eigen geledingen, meestal dus techneuten. Het is
dan logisch en voorspelbaar dat alle inspanningen beperkt (moeten) blijven tot een
strikt bouwtechnische aanpak. Als gevolg van deze eenvoudige logica kan de
samenwerking tussen de interne technici en de externe ICT-leveranciers (1+1=2) per
definitie nooit leiden tot complete oplossingen voor organisatorische complexiteit
(1+1=3)… En simpelweg een stempeltje ‘architect’ op het voorhoofd van zeer
ervaren software-engineers en functioneel ontwerpers zetten verandert niets aan
het feit dat men daarbij ten onrechte van professionele technici oplossingen
verwacht voor de diepere behoeften van het menselijk streven …
(gedichten…, schilderijen…)
Voor ICT heeft men inderdaad ICT-professionals nodig.
Voor architectuur heeft men architecten nodig.
Dan zou de volgende vraag moeten zijn: welke onderscheidende eigenschappen heeft
architectuur[3]
dan? Het antwoord op die vraag zal onvermijdelijk ook licht werpen op het
paradigma en op de competenties van een (enterprise) architect. Om daar te komen
begin ik met de volgende definitie van architectuur:
“De fundamentele organisatie van een sterk, bruikbaar en mooi systeem,
belichaamd in haar onderdelen, hun relatie tot elkaar en tot de omgeving, en
de principes die haar ontwerp, ontwikkeling en duurzaam aanpassingsvermogen
leiden.”[4]
De ervaring leert dat vooral linker-brein mensen, inclusief ICT-professionals,
aanstoot nemen aan het gebruik van subjectieve woorden in deze definitie
(bruikbaar, mooi) en vaak ook tegen de gebruikte ‘relatieve’ woorden (sterk,
duurzaam). Dit is uiteraard geheel in lijn met het discours van dit artikel tot nu
toe: men kan inderdaad nooit iets bouwen dat objectief ‘mooi’ of zelfs
‘sterk’ is. Deze woorden veronderstellen dat zowel relaties tussen subject en
object als contextgedreven ‘emergent’ factoren een intrinsiek
onderdeel zijn van ‘architectuur’. En architectuur omvat inderdaad al deze
relaties en factoren. ICT op zichzelf doet dat zeker niet, en terecht!
En toch, tijdens de evolutie van ICT waardecreatie vanaf de
enkelvoudige automatisering, via meervoudig faciliteren, naar
het hedendaagse ‘enabling’ van gecompliceerde organisaties, heeft het
leiderschap van ICT-organisaties een kloof laten ontstaan, en zoekt nu verwoed
naar overbrugging daarvan. Maar de kloof is geen ICT-kloof! We zien
initiatieven komen ‘vanuit de wereld van de ICT’; het boek “Enterprise Architecture as a Strategy” is echt een goed voorbeeld van een dergelijke inspanning. Maar … ondanks
alle goede bedoelingen, is ook dat boek vooral omarmd door mensen binnen diezelfde
(ICT) wereld. Dat is niet zo verrassend wanneer men het feit dat dit initiatief is
gebaseerd op de definitie van (enterprise) architectuur als
‘het organiseren van logica voor uw IT-systemen en bedrijfsprocessen‘… Zeker geen zaak voor de voltallige Raad van Bestuur. Dus: een zaak
van de CTO. Ofwel:
geef ICT de kans om het architectuur-gat te vullen en zij zullen overal ICT
zien… Ondertussen groeit het besef van een sterke behoefte aan samenwerking
tussen ICT en andere, verschillende beroepen van buiten de ICT, maar het lukt niet
om dat voor elkaar te krijgen. Vooral niet omdat ICT nog niet klaar is om de
fundamenteel andere paradigma’s die binnen die andere disciplines gelden te
accepteren terwijl die andere disciplines weigeren
overal alleen maar ICT te zien…
Met dit artikel stel ik een antwoord voor op de architectuur uitdaging dat, in
feite, zo oud is als architectuur zelf: “In termen van specialisatie zou men kunnen zeggen dat het kenmerk van de
architect is, dat hij gespecialiseerd is als generalist[5]“. Een
generalist in ICT, Social Systems en Organisatieruimte, en niet ‘alleen
maar’ ICT. Een dergelijke architect is de simpele én volledige match met de
algemene uitdaging die georganiseerde menselijke inspanning (letterlijk
‘Enterprise’), in al haar aspecten, legt op architectuur: terug naar
de basis!
“De architect geeft vorm aan de informatieve ruimte. En ja: ICT professionals
zorgen voor objecten van structuur en functionaliteit die de digitale
informatiestroom binden binnen die ruimte. En dan is er nog heel veel meer dat
uiteindelijk tot de beste organisatie leidt.” ~Paul Jansen.
Omwille van ieder, maar in het bijzonder de lezers die zijn gezegend met een
overwegend logisch linker-brein verstand, biedt ik de decompositie die volgt aan
als een overzicht van de componenten van “menselijke doelbewuste inspanning” (organisaties, enterprises). Componenten die allen hun plek zullen vinden in
architectuur. Houd echter in gedachten dat de som van deze componenten nog steeds
minder is dan het geheel:
de menselijke organisatie is altijd meer dan de som der delen. Wat
volgt is ook zeker geen uitgebreide uitwerking of zelfs ‘How To’ van
de vierdimensionale aanpak, maar heeft tot doel enig licht te werpen op de
eigenschappen van, en de benodigde competenties voor, architecten als …
de architecten van organiseren.
De Eerste Dimensie: Structuur.
In de woorden van Vitruvius: de ‘sterkte’ en ‘duurzaamheid’.
Dit is waarlijk de dimensie van ICT, en meer. Het omvat alles wat kan worden
gebouwd of aangelegd. Het maakt niet uit hoe ingenieus het kan zijn, kan het
altijd worden teruggebracht tot de componenten en hun onderlinge relaties. Het is
van toepassing op gebouwen, organisatorische diagrammen of een arrangement van
onderdelen of elementen. En kan steeds worden herhaald, met precies hetzelfde
resultaat.
De Tweede Dimensie: Business.
Dit is wat Vitruvius ‘nut’ noemt. Het moet duidelijk zijn dat
‘business’ niet (alleen) over geld gaat, maar dat het staat voor de
doelstellingen van elke menselijke inspanning, en de (georganiseerde) manier
waarop deze doelstellingen worden bereikt. Een andere manier om naar Business te
kijken is: relevante, berekenbare (kern) processen. Het is minder solide
en meer conceptueel dan de eerste dimensie, maar heeft precies dezelfde kenmerken:
het arrangeren (organiseren) van onderdelen of elementen die leiden tot zekere,
solide, voorspelbare en meetbare resultaten. Deze tweede dimensie wordt behandeld
als een objectief gebied en is in dit opzicht een logische ‘partner’
van de eerste dimensie, en het synchroniseren van deze eerste twee dimensies wordt
‘business alignment’ genoemd.
De meeste, zo niet alle, inspanningen van ICT om oplossingen te bieden voor de
behoefte van de organisatie aan architectuur zijn toepassingen van een mix
tussen de eerste en tweede dimensie. Van deze tweedimensionale oplossingen zijn
‘business alignment’ en de SOA-benadering het meest populair. Dit
impliceert echter dat hierbij de resterende derde en vierde dimensie nog niet in
(gelijke) mate zijn meegenomen. Dit is zo waar als het logisch (woordspeling) is
aangezien de derde en vierde dimensie typische rechterhersenhelft aspecten
zijn:
De Derde Dimensie: Mensen.
Met deze dimensie doet subjectiviteit zijn intrede in de architectuur
beschrijving. De eerste twee dimensies zijn in alle opzichten en intentie
ondergeschikt aan deze derde (rechter hersenhelft) dimensie die Vitruvius
‘schoonheid’ noemt. En natuurlijk heeft elke collectieve menselijke inspanning
(enterprise, organisatie) altijd de bedoeling om mensen te dienen: zij die er aan
meedoen én zij die er van profiteren (opdrachtgevers, klanten). Hier zijn de niet
afgeleide Missie, Visie en Doelstellingen relevant, net als waarden en, ja, zelfs
de dromen. Voorbij aan de eerste twee dimensies wordt hier het ‘Social System’,
dat een organisatie altijd is, aangepakt. Maar het is niet ‘de derde fase’! De
derde dimensie is waar de energie en motivatie zich bevindt en dit heeft
implicaties voor de organisatie-als-geheel, inclusief de elementen binnen de 1e en
2e dimensie.
“Alle organisaties zijn slechts conceptuele uitvoeringsvormen van een zeer
oud, heel eenvoudig idee: de idee van gemeenschap. Ze kunnen niet meer of
minder zijn dan de som van de overtuigingen van tot hen aangetrokken mensen.
Van hun karakter, uitspraken, handelingen en inspanningen.” ~Dee Hock, oprichter VISA.
De Vierde Dimensie: Gedrag.
Zoals gezegd: een organisatie is altijd meer het resultaat van het enkel optellen
van de delen (van de eerste drie dimensies). Dit wordt bedoeld met het pictogram
aan de rechterkant, dat duidelijk ‘emergent’ factoren laat zien, niet
weergegeven in enige eerdere pictogram en daarom, als zodanig,
onvoorspelbaar. In het observeren van het gedrag van een organisatie zal
men altijd onvoorspelbaar gedrag zien, waarvan sommig gedrag positief is, en
sommig gedrag negatief. Ze zijn zelden een “logisch” (voorspelbaar)
resultaat van de combinatie van elementen uit een bepaalde dimensie, maar
emergent gedrag uit de combinatie van, en de interactie tussen, de elementen in
de/alle eerste drie dimensies. Dit is de werkelijk onderscheidende dimensie van (enterprise/organisatie)
architectuur, omdat zowel het gedrag zelf, en het vermogen om gewenst gedrag te
verhogen en ongewenst gedrag te verlagen, de (enige) sleutelfactoren zijn bij het
sturen in de richting van optimaal succes.
Architectuur: een moedwillig leerproces!
Als dit artikel slechts één ding voor u doet dan hoop ik dat het de les is dat
architectuur een doorlopend, bewust proces is. En de vierdimensionale benadering
is de enige echt complete manier om ‘het te doen’. Stolling (kenmerk van de
hedendaagse beperkte benadering van architectuur) is van nature dodelijk.
De natuurwetten gelden voor elke organisatie, eenvoudig door het feit dat alle
organisaties in wezen altijd ‘sociale systemen van natuurlijke wezens’ zijn. En
volgens de inzichten van Darwin zijn het
niet de sterkste en niet de meest intelligente (logische)
organismen/organisaties die overleven, maar degenen die zich het meest aan
kunnen passen aan verandering. Dit geldt zowel voor mensen als voor elk ander ‘wezen’. En aangezien
intelligente aanpassing aan verandering (veelal kortweg ‘verandering’ genoemd) de
enige blijvende kenmerk is van elk menselijk ondernemen (enterprise, organisatie)
is architectuur in de kern een veranderingsaanpak. En daarmee is architectuur,
zoals gevangen in de vierdimensionale benadering,
een constant leerproces dat als zodanig ook nog eens zelf deel uitmaakt
van haar onderwerp…
De Wetten van de Vijfde Discipline:
- De problemen van vandaag komen van de oplossingen van gisteren.
- Hoe harder je duwt, hoe harder het systeem terug duwt.
- Gedrag zal verslechteren voordat het verbetert.
- De makkelijke uitweg leidt meestal terug naar binnen.
- De remedie kan erger zijn dan de kwaal.
- Sneller is langzamer.
- Oorzaak en gevolg zijn niet nauw verbonden in tijd en ruimte.
-
Kleine veranderingen kunnen grote resultaten produceren… maar de gebieden
met de grootste hefboomwerking zijn vaak het minst voor de hand liggend.
- Je kunt je koek krijgen, en ook opeten,.. maar niet alles in één keer.
- Een olifant in tweeën de;len levert geen twee kleine olifanten op.
- Er is geen blaam.
Organisaties: Complex Social Systems.
Bottom-line is dat architectuur over complexiteit gaat; organisaties zijn allemaal
sociale interacties en vergen dus een ‘complex system’
benadering. De vierdimensionale benadering is zowel holistisch als het dichtst bij
deze aard van organisaties als een ‘soort binnen sociale systemen’.
Hier ‘komt het allemaal samen’ en inzichten vanuit verschillende, tot nu toe
niet-gerelateerde, disciplines moeten toegevoegd worden en
zullen meer inzicht geven, vanuit deze holistische benadering. De Wetten
van de Vijfde Discipline[6] winnen in deze
context enorm aan betekenis en waarde wanneer ze daadwerkelijk worden toegepast op
architectuur. En zo is dat met veel andere wijsheden en inzichten, uit allerlei
verschillende disciplines. Samen vormen zij het arsenaal van de architect voor het
omgaan met … ‘de hele olifant’:
“Zes oude, wijze, blinde mannen uit een ver land in het Verre Oosten liepen door
het landschap. Ze wandelden en praatten over allerlei filosofische onderwerpen,
terwijl ze op zoek waren naar een olifant. Toen ze een olifant vonden ging de
eerste oude, blinde wijze naar het dier toe en raakte de flank van het beest. Hij
sprak: “De olifant is een muur, zo dik en stevig.” De tweede blinde,
wijze oude ging naar het dier en raakte de slagtanden aan. Hij weersprak zijn
metgezel: “Deze olifant is geen muur, het is een speer, zo scherp en
glad.” De derde wijze, oude blinde liep op de olifant toe en greep de slurf
vast. Hij schrok en zei: “De olifant is noch muur noch speer. Het is een
slang.” Toen de vierde uit het gezelschap van blinde, oude wijzen naar het
grote, grijze beest liep en zijn armen om de enorme poten sloeg, sprak deze:
“Een muur…, een speer…, een slang…, jullie weten er niets
van. Deze olifant is een boom.” De vijfde wijze, blinde grijsaard ging naar
het grote dier en raakte een van de oren. Hij sprak de woorden: “De olifant,
ik weet het zeker, is niets van wat jullie dachten. Het is een waaier.” De
laatste oude, wijze, blinde man liep op het dier af en pakte de staart vast. Hij
lachte en sprak: “Wat voor onzin vertellen jullie alle vijf. Er is geen
twijfel. De olifant is een touw.” Ze bleven twisten om hun gelijk en kregen
elkaar niet overtuigd. Zij hadden allemaal voor een deel gelijk, maar voor het
geheel oordeelden zij verkeerd. De moraal van het verhaal: mensen zijn geneigd
alleen hun eigen gedachten voor waarheid aan te nemen, zelden kunnen zij het
grotere geheel zien, dat vaak meer is dan de som der delen.”
De architect ziet echter juist en altijd dat grotere geheel.
[1] Het artikel “The
Architecture of the IBM System/360” door Amdahl, Blaauw en Brooks.
[2] ‘Organisatie’ in de breedste
betekenis, inclusief de totale context van een organisatorische eenheid (inclusief
alle in-/directe stakeholders).
[3] Vitruvius (25 BC)
beschrijft
het als “a structure exhibiting the three qualities of
firmitas, utilitas, and venustas.”, hetgeen betekent dat het sterk of
duurzaam, nuttig en mooi moet zijn.
[4] ©2003 Paul Jansen,
gebaseerd op IEEE 1471 Zie /wp-content/uploads/2019/06/On-Architecture.pdf
[5] Zie
https://vitruvius-pauljansen.netlify.app
[6]
The Fifth Discipline: The Art and Practice of the Learning Organization
(1990) is een boek door Peter Senge gepubliceerdin 1990.
ISBN 0-385-26095-4